Bidonnetje cognac tijdens Elfstedentocht

28 december 2009 om 00:00 Nieuws

H'VELD-G'DAM - Sander van Beuzekom (70) deed drie keer mee aan de Elfstedentocht: in 1985, 1986 en 1997. ,,Mijn moeder heeft ons heel jong op het ijs gezet. We woonden aan de Wiel en ze schaatste zelf ook heel graag. Toen ik een jaar of dertien was kwam ik in contact met Arie Rovers die het schaatsen hier zo’n beetje op gang bracht. Hij reed als eerste op stalen Noren en in een echt schaatspak. Ook gaf hij al aanwijzingen op het gebied van techniek. Toen Arie later geëmigreerd is heb ik zijn zelfgemaakte schaatsslijp apparaat van hem overgenomen. Ik heb het nog jaren gebruikt.”

Door Margreet Strijker

Tot zijn zeventiende reed Sander van Beuzekom altijd op houten Friese doorlopers. Tijdens een wedstrijd in ’s Gravendeel maakte hij op die houtjes weinig kans tegen een heel klein ventje op stalen Noren met een opvallend goede techniek. De aanleiding voor Sander om zelf ook echte Noren te kopen in de sportzaak van zijn trainer Siem Heiden die zelf ooit nog eens Olympisch Brons gehaald heeft. Later bleek het kleine ventje Kees Verkerk te zijn.

In 1956 of 1957 is hij een keer met een busje uit Hardinxveld onderweg geweest naar Friesland. Ze zijn toen door ijzel gestrand in een kroeg in Kampen, waar ze hoorden dat de Elfstedentocht afgelast was. In 1963 was hij in Groningen. Het was daar toen zulk slecht ijs dat hij niet mee durfde te doen. Achteraf bleek dat het er in Friesland iets beter voor stond. Tussen 1963 en de eerstvolgende Elfstedentocht in 1985 is Sander altijd veel blijven schaatsen. Een dag voor de tocht van 1985 ging hij zich bij de vereniging de ‘Friesche Elfsteden’ inschrijven. ,,We stonden met duizenden mensen in de rij. Ik kreeg nummer 11.113.” Op 26 februari was het zover. In de Frieslandhallen werden de deelnemers in groepen van 1000 los gelaten uit de boxen waar normaal gesproken de koeien in staan. Om 8.30 uur stond Sander op het ijs. ,,Het ging die dag eigenlijk al dooien en het miezerde. De eerste 6000 rijders konden nog onder de meeste bruggen door, maar wij moesten zeker 30 keer klunen. In Harlingen liepen we zo’n 20 minuten lang in de drukte over de kant. Ik was mijn klompsloffen kwijtgeraakt en liep op natte sokken in de sneeuw. Toen ik mijn schaatsen weer aan wilde doen vloog de kramp in alle kanten door mijn lijf. Er werd Friese Kruidkoek uitgedeeld, ik had een bidonnetje cognac meegenomen voor ‘noodgevallen’ en ben mijn benen gaan masseren. Daarna kreeg ik mijn schaatsen met de grootste moeite weer aan. De eerste paar kilometers reed ik als een zombie.” Ondanks de onderweg uitgedeelde erwtensoep kreeg hij het nog heel zwaar op een stuk waarbij het ijs schuin liep. ,,Ik heb er heel wat in het water zien tollen. Op een gegeven moment werd het wat beter glij ijs en riepen ze: nog 60 kilometer! Toen kreeg ik zoveel energie, dat ik 30 km per uur gereden heb. Ik voelde me alsof ik in de kracht van mijn leven gekomen was.” Sander deed alledrie de keren ongeveer 12 uur over de tocht. Na zijn aankomst in 1985 werden de rijders en hun begeleiders en familie in bussen weggebracht. ,,Ik kon niet zitten en het was zo vol in die bus dat ik bijna van mijn stokkie ging. Ik was weer een soort zombie. Eigenlijk herinner ik me dat als het meest onaangename van die eerste tocht.”

Op 15 februari 1986 reed Sander weer mee. Het was toen allemaal wat professioneler geregeld. ,,De eerste keer zag ik figuren op kunstschaatsen en reed er een vent in een lange zwarte jas mee. Er was ook iemand in een dikke gebreide trui, die later ergens langs de kant stond met een bevroren rug. Al die vreemde types maakten het eigenlijk wel leuker. Maar het jaar erop was het weer stukken beter en hebben we geschaatst zonder die 30 keer klunen. Het was een stuk minder zwaar. Op 4 januari 1997 was het bijzonder koud en was er een enorm harde wind. Van Leeuwarden tot Stavoren had ik de wind mee en kon ik met mijn lange slag zodanig doorschaatsen dat ik er echt duizenden voorbij ben gegaan. Het keerpunt kwam in Bolsward, net alsof je een klap voor je kop kreeg.” Bij de finish waren voor de TV lichtbundels gemaakt om de aankomst goed te kunnen registreren: ,,Een bom van licht.” Juist daardoor zag Sander een bepaalde draai niet waardoor hij de kant in vloog met zijn gezicht in de rietstoppels. Bril kapot, een bloedend gezicht en helemaal dizzy. Hij werd door iemand meegesleept naar de finish, waarna de EHBO zich over hem ontfermde.

,,Mijn uiteindelijke ervaring is een gevoel van: als ik dit meegemaakt heb, kan ik alles aan. En dat de Friezen een stug volk zouden zijn klopt niet. Het is onvoorstelbaar hoe hartelijk die mensen onderweg allemaal waren. Er wordt van alles uitgedeeld en je wordt overal geholpen. Er was ergens een boerenvrouw met een zinken teil vol soep. En in ‘the middle of nowhere’ stond er op een brugje een ploeg te juichen. Tijdens de laatste tocht ben ik zelfs 20 minuten in Dokkum gebleven omdat ik dacht dat ik zoiets nooit meer zou meemaken. Het was daar een gigantische intocht: een enorm salvo van hartelijkheid."

Bijschrift: Sander van Beuzekom reed op deze stalen Noren zijn tochten.

advertentie
advertentie